De piramide van Miller geeft inzicht in welke toetsvorm het beste past bij de leeruitkomsten van het onderwijs dat gegeven wordt.
In welke volgorde van lagen (van onder naar boven) is de Piramide van Miller opgebouwd?
Meer opties
Weten – Toepassen – Laten zien – Doen
b
Doen – Laten zien – Weten – Toepassen
c
Weten – Toepassen – Doen - Laten zien
d
Laten zien – Weten – Doen – Toepassen
Toon toelichting
Hoe werd deze vraag beantwoord?
Toon toelichting
Kennis uit laag 1 kan bijvoorbeeld getoetst worden met een schriftelijke multiplechoicetoets. Laag 2 kan een casus zijn en laag 3 een simulatie. In het algemeen geldt: hoe hoger in de piramide hoe meer opdrachten en beroepsproducten. Afhankelijk van het doel van de toetsing wordt het belang van authenticiteit van de toets bepaald. Om studenten goed voor te bereiden op de beroepspraktijk, zal bij het toetsen ook nadruk gelegd moeten worden op de hoogste lagen in de piramide van Miller.
In het hele toetsprogramma zou, over de studie heen maar ook per studiejaar, een balans moeten zijn in toetsvormen die alle lagen van de piramide afdekken. Zo kan namelijk een zo valide mogelijk oordeel over een student worden geveld. Dat wil overigens niet zeggen dat de piramide van Miller weergeeft wat in opeenvolgende studiejaren moet worden getoetst (dus van weten in het eerste jaar tot doen in het vierde jaar). Je kunt dus in leerjaar 1 best opdrachten of toetsen uit de bovenste laag inzetten; de stagebeoordeling is een voorbeeld van zo’n ‘Doen-toets’.
